Inhoudsopgave

NIEUWBOUW BIBLIOTHEEK - Spoelstraat I

Omdat er vanaf 1982 door mij regelmatig interessante vondsten waren gedaan in en om onze stad, besloot de gemeente Zwolle gelden uit te trekken om in de bouwput van de nieuwe bibliotheek aan de Spoelstraat archeologisch onderzoek mogelijk te maken. Duidelijk is toen bij Ruud van Beek thuis afgesproken, in aanwezigheid van Vincent van Vilsteren (voorzitter A.W.N.) en Gert Oostingh (R.O.B. correspondent en tevens adjunct-directeur van de bibliotheek) als getuigen, dat IK de opgraving zou doen in de Spoelstraat en R.v.B. zou, omdat hij met het kasteelterrein de Voorst bezig was, geen tijd hebben om mij te helpen. Op 27 oktober daar opnieuw een gesprek over gehad, want vanaf 25 oktober maakte Ruud problemen. In die vergadering van 27 oktober is Van Beek opnieuw akkoord gegaan dat IK de opgraving zou doen en daar voor betaald zou krijgen uit de pot die de gemeente daarvoor gereserveerd had. Als Ruud tijd over had zou hij mij assisteren. De afspraak had de goedkeuring van de provinciaal archeoloog Ad Verlinde.

Toen ik al in de bouwput aan het werk was kwam daar dhr. V. Kregten (hoofd monumentenzorg). Op mijn vraag of alles financieel geregeld was kreeg ik een ontkennend antwoord. Hij ging daar meteen mee bezig! Hij heeft toen overleg gepleegd met R.v.B.. (Dus bleek dat er nog niets geregeld was!) Toen V. Kregten mij later aansprak werd ik verantwoordelijk gesteld voor de opgraving en kon een financiële ondersteuning tegemoet zien voor de uren dat ik in de bouwput werkte. De vondsten waren eigendom van de gemeente en kon ik inleveren bij R.v.B..
De regeling, dat een particulier door een gemeente betaald zou worden om archeologisch onderzoek te doen, was uniek voor Nederland. Dat deze regeling als bedreigend werd ervaren door diensten en personen bleek pas achteraf toen de vondsten binnen waren!



Emmers vol met honderden scherven die klaar staan om te worden schoongemaakt en uitgezocht.

Net als bij de afbeeldingen in de andere artikelen van het ZAD moesten in 2010 de dia’s digitaal gemaakt worden en zijn niet altijd van de beste kwaliteit. Vooral grondlagen zijn vaak niet scherp genoeg geworden om ze hier af te beelden. De ± 200 gemaakte dia’s zijn bij mij opgeslagen en kunnen door een ieder bekeken worden.

Het begin van een opgraving en uitleg over Beerputten

Voordat een gebouw gesloopt wordt moet je alert zijn want als dat gebouw eenmaal weg is weet je vaak niet meer hoe de situatie daarvoor geweest is. Daar bedoel ik mee dat als je interesse hebt om oude beerputten te vinden je de indeling van het gebouw voor je moet zien NA de sloop. Voordat machines alles vernietigen moet je dan ook weten waar ongeveer de putten zich kunnen bevinden. Inzicht is belangrijk maar een beetje geluk moet je ook hebben.
Toen bewoners vroeger hun afval kwijt moesten werden mestvaalten in gebruik genomen maar in de steden was men daar niet zo gecharmeerd van en werden in de vroegste tijden uitgeholde boomstammen, duigentonnen in de grond geplaatst. Zeer zeldzaam zijn de opeen gestapelde dakpanputten (zie Ossenmarkt). Ook kun je in drooggevallen waterputten afval tegenkomen.


Links op de achtergrond de achtergevel van het voormalig Provinciehuis

Een ingegraven (oud) wijnvat deed dienst als beerput. In de put is een kamerpot te zien uit de 15e eeuw.

Gemetselde put met links Gert Oosting en Egbert Dikken. In de put kwam hoofdzakelijk porselein uit 18e eeuw tevoorschijn.


Door grote gaten in de grond te graven werden met bakstenen beerputten gemetseld van verschillende vormen. De stenen zullen vaak secondair gebruikt zijn want wie haalde het nu is z’n hoofd om die kostbare stenen zomaar in de grond te laten verdwijnen! De kakdozen werden op de beerputten aangesloten. Vaak was in de keuken een stortkoker aanwezig waar men het afval in dumpte. Regelmatig vind je ook voorwerpen in het afval. Soms zijn deze gaaf en een verklaring hier voor kan zijn dat de bewoners door ziekte het niet aandurfden om de voorwerpen opnieuw te gebruiken.


Hier een aantal grapen die uit verschillende putten geborgen werden. Midden voor is uit ± 1575 en de rest is 15e eeuws.

Kostbare zaken werden nog wel eens in zo’n afvalplek verborgen als er bijvoorbeeld een oorlog ontstond, of bandieten op komst waren. Misschien ook om de (tijdelijke) rijkdom van de bezitter te maskeren (belastingontduiking?). Natuurlijk zal er een voorwerp per ongeluk in het afval verdwenen zijn. Over het algemeen zijn het scherven of onderdelen die gevonden worden. Samen met de pitten en zaden, en niet te vergeten de resten van kleding en schoeisel, kunnen de voorwerpen ons veel vertellen over de personen die toen leefden.


Uit verschillende vondstplekken. Broodje lood of zilver?, Zwols pijlgewicht van messing, lakenlood, ijzeren mondharp waar de trilplaat van af is en een lorgnon? Van de lorgnon het metaal niet kunnen onderzoeken.


In put 2 werden prachtige glasfragmenten en Keuls aardewerk gevonden uit de 16e eeuw.


Datering van voorwerpen is vaak afhankelijk van de lagen waarin ze in het afval gevonden worden. Natuurlijk is kennis van voorwerpen en uit welke periode ze afkomstig zijn een kwestie van ervaring die je opdoet door veel boeken te lezen en bij opgravingen op te letten. Zwaardere voorwerpen zakken meestal naar de bodem maar lichte, holle, organische voorwerpen kunnen tijden blijven drijven in de vloeistof en daarom, terwijl ze dus ouder zijn dan het jongste afval, boven in de afvallaag tevoorschijn komen.

In P1 werd deze 14e -15e eeuwse kamerpot, van blauwgrijs materiaal gevonden. De verticale donkere lijnen die u op de lagen ziet zijn veroorzaakt door de vorken van de greep die ik altijd gebruik. Ik steek de beer voorzichtig af en als zo’n vork iets raakt dan voel je dat door de steel heen en dan stop je meteen. De plek onderzocht ik dan verder met een troffel. Waarom een greep gebruiken? Met een schop moet je namelijk meer kracht zetten om door de ingedroogde beer te komen. Als de schop een voorwerp raakt ben je meestal te laat en is het aangeraakte wat kleiner geworden. De schop maakt meer kapot dan je lief is.

Dan is er ook nog het probleem als zo’n put vol begint te raken en hij geleegd moet worden. In de grote beerputten is meestal, buiten de stortkoker om, een extra gat gemaakt waar een deksel op lag of dat gat werd gebruikt voor de aansluiting van de kakdoos. De kakdoos zal dan verwijderd zijn om dat mangat toegankelijk te maken om zodoende de put te kunnen legen. Meestal gebeurde dat door een boer. Deze nam de inhoud mee om dit uit te strooien over het (zijn) land. Daarom zien we op weilanden rondom steden nu coinhunters bezig met hun detectors om vondsten te doen. Beerputten zijn meestal aanwezig achter de woningen maar kunnen ook direct onder de vloer van de toen aanwezige keuken gemaakt zijn. Nadat de putten in onbruik geraakten, bijvoorbeeld door uitbreiding van de woning of omdat men gewoon een nieuwe put ging maken, gebeurde het dat de inhoud van de beerput begon in te klinken. Die oude ingeklonken beer heeft een korreligheid die doet denken aan turf. Dit vind je alleen op plaatsen die niet door het grondwater worden beïnvloed. Ook is de gemetselde toestand van de wanden van invloed want als die waterdoorlatend zijn vind je een put die vol met vloeistof zit. Je wilt dan niet weten hoe goor alles kan zijn. Over de geur kan ik duidelijker zijn. Jonge beer stinkt maar de oude heeft een muffe geur. In het verleden zijn er onderzoeken geweest waarin is aangetoond dat oude beerputten sporen kunnen bevatten van verschillende ziektes uit zelfs de 16e eeuw! Daarom is het oppassen geblazen bij het leeghalen van oude beerputten. Je zult maar zo’n hobby hebben! De hoofdopzichter van de bouw, Dhr. De Kleine, zei dan ook toen hij geconfronteerd werd met mijn werkzaamheden: ’daar mag je dan ook wel goed voor betaald worden’.

Vanaf begin oktober 1984 werd ik regelmatig geholpen door o.a. Arie Bouwman (links op de foto). We hielden de sloopwerkzaamheden in de gaten en op 25 oktober vonden we dan ook de eerste put. Achteraf bleek het een waterput te zijn. Het vreemde was dat toen wij met die put bezig waren wij in de gaten werden gehouden door de dochter/schoonzoon van R.v.B. die in de straat woonden opzij van de sloopwerkzaamheden.
Toen wij dan ook de put vonden was R.v.B. snel ter plaatse en was plotseling vergeten welke afspraken er gemaakt waren. Hij foeterde ons uit, in het bijzijn van de sloper Jacob Donze (rechts op de foto) want ‘hij had op de hoogte gebracht moeten worden’! Daarom de nieuwe vergadering op 27 oktober.


Er was tevens afgesproken dat de bouw zo weinig mogelijk hinder mocht ondervinden. In de praktijk bleek dan ook dat er razend snel gewerkt moest worden om grondsporen te herkennen, fotograferen en in te tekenen. Niet altijd lukte dat intekenen maar gelukkig dat er veel dia-opnames gemaakt zijn. Wel moest je oppassen dat de machines je niet over het hoofd zagen. Werden er belangrijke vondsten gedaan die niet in de normale daguren verwerkt konden worden dan werd er besloten om door te werken en dat mondde zelfs uit in nachtwerk.


Hier een opname van nachtwerk. Na een oproep van mij aan vrienden kon ik over verschillende vrijwilligers beschikken die hard werkten want de snert stond al warm te worden. De snert was gemaakt door de vrouw van de hoofdopzichter. Waarvoor nog onze dank.


Vanaf het moment dat de eerste funderingen uit de bouwput werden verwijderd konden er al vondsten worden gedaan. Uit beerputten, P1 en P2, gelegen achter de aan de Diezerstraat grenzende huizen, werden vele gebruiksvoorwerpen gehaald uit de periode 1375-1625. Hierbij waren rijk versierde drinkglasfragmenten en ook gave stukken aardewerk, waaronder een blauwgrijze po. Tussen het gevonden leer werd een geldbuidel aangetroffen. Een zeldzame vondst bestond uit een compleet stel puntschoenen.


Bij de voorwerpen van been behoorden o.a. een 30-tal speelkoten en 28 kralen. De 26 kleine kralen waren gefacetteerd, de 2 grotere glad. Waarschijnlijk betrof het hier een gedeelte van een 15e eeuwse rozenkrans.


Uit stortkuilen en ingegraven eiken vaten werd veelal materiaal uit de 12e-14e eeuw verzameld waaronder houten trippen een tol en verschillende andere houten voorwerpen. Monsters van de zaden en pitten zijn overgedragen aan V. v. Vilsteren en de kledingresten aan het R.O.B..

Een ijzeroven, die ik op een sneeuwerige zaterdagmiddag ontdekte, bleek in de 13e eeuw buiten gebruik geraakt te zijn, waarschijnlijk door het opkomende water. Bovenop de restanten van de oven had het water een 20 cm dikke kleilaag afgezet. In deze kleilaag, die van zuid naar noord opliep van 0.65-1.2 m +N.A.P., bevonden zich kogelpotscherven met kam-bezemstreek versiering (Besenstrich). Afval van deze (?) oven, slakken, ijzeren sintels (breeuwkrammetjes), was samen met huisafval gebruikt om het er naast gelegen lagere terrein op te hogen. Waarschijnlijk is dit gedaan om zich tegen het al eerder genoemde opkomende water te beschermen.

Toen de bouwput op diepte werd gegraven werden in de gevlakte grond nog enkele rijen ronde paaltjes waargenomen. Tussen deze aangepunte paaltjes bleek, bij de meest linkse rij het duidelijkst te zien, vlechtwerk nog aanwezig. Waarschijnlijk heeft dit te maken gehad met een waterkering die verstevigd moest worden. Tevens kan het als erf-perceel-afscheiding dienst hebben gedaan. De palenrijen staan haaks op de Spoelstraat, richting een lager gelegen stuk grond halverwege de bouwput. Het materiaal dat aan het einde van de palenrijen lag bevatte, naast huisvuil, veel mestafval. Zelfs een compleet skelet van een rund was hierin aanwezig.

Hier is R.v.B. bezig om het skelet van het rund te fotograferen. Op de foto van l.n.r.; R.v.B., John Assink, Gert Oostingh met hond en Jaap Hagedoorn. Op de voorgrond enkele plassen die uit olie bestonden. Daar kom ik aan het eind van dit artikel op terug.

De ernaast ingegraven duigenton (P6) bevatte aardewerk dat eind 14e eeuw gedateerd kon worden. De twee rijen paaltjes die door de al eerder gedempte sloot lopen sluiten op het 14e eeuwse gedeelte aan. Onder het 14e eeuwse afval werd na het verdiepen opnieuw ovenafval gevonden uit de 12e-13e eeuw. De gedempte sloot was ook met ovenafval gevuld en liep vanuit de bouwput ± 35 graden omhoog richting Diezerstraat. Deze gegraven sloot heeft waarschijnlijk dienst gedaan om het overstromingswater af te voeren over het noordelijker gelegen Leyerweerd, richting het huidige Zwarte Water. Toen deze sloot gedempt werd, in de 12e-13e eeuw, heeft men waarschijnlijk een nieuwe of een verbeterde waterafvoer gegraven die tevens als gracht dienst kon doen. Deze gracht, die als “De Kleine Aa” bij ons bekend is, zal dan ook aan die zijde van de stad de eerste gracht geweest zijn.

Links en rechts een overzicht van de bouwput op verschillende momenten. Goed te zien is dat er snel gewerkt moest worden zodra de machine weer een stukje op diepte had gemaakt. Veel verstoringen kwamen te voorschijn die leeggehaald en verwerkt moesten worden. De grond die de machine op vrachtwagens deponeerde kon niet direct onderzocht worden. Die stort heb ik later in mijn eigen tijd doorzocht omdat niemand interesse daarvoor toonde. Er zijn nog verschillende voorwerpen uitgehaald!
Op de rechterfoto is onderaan een vierkant te zien waar nu de lift in de bibliotheek is. Bovenaan de foto,s is de Spoelstraat gelegen. Tegen de damwand aan ziet u de witte koffiebekertjes staan die de paalgaten aangeven van een huisplattegrond uit minimaal de Karolingische tijd. Daar werd ook het vuursteen materiaal gevonden.


Omdat na het verdiepen van de bouwput er door ons geen grote gaten meer gegraven mochten worden kon niet vastgesteld worden op welke diepte de bodem van de sloot lag. Tot op 0.75 m -N.A.P. werd nog wel afval aangetroffen. Sondeerrapporten, die later bestudeerd werden, gaven verstoringen aan tot zelfs 2.5 m -N.A.P..

Karolingische bewoning

Er kon bij de opgraving aan de kant van de Spoelstraat op een hoge zandkop, die op vele plaatsen door veenpakketten omringd was, een gedeeltelijke plattegrond van een huis met vuurplaatsen en afvalkuilen ingetekend worden. Het inheemse kogelpot- en “Badorf”-materiaal hieruit is te dateren In de 8e-9e eeuw.

Het pakket van houtvezel en wilgenteen dat gevonden werd bij de doorsnede, kan een restant zijn van een waterdoorlatende dam, ook wel ‘Spikke’ genoemd (D. Wemes, Z.H.T. 1988-1).

Dat er ook nog vuurstenen werktuigjes werden gevonden van ± 8000 jaar oud bewijst dat de Spoelstraat-omgeving al vroeg werd bezocht door mensen.


Arie Bouwman bezig met het vlakken van de ondergrond. Rechts de Spoelstraat. Meer kon er niet onderzocht worden omdat de bouw, waar op de foto de vrachtauto staat, dit wilde gebruiken voor een afrit in de bouwput. Later heeft daar nooit meer een onderzoek plaats gevonden!



Doorsnijding stookplaatsen: Karolingisch. De witte bekertjes geven paalgalen aan.


Hier enkele Karolingische scherven en een vuursteen werktuig. Datering vuursteen: prov. archeoloog Verlinde