Inhoudsopgave


WATERNOOD EN WATERSNOOD (WW1) — Het ontstaan van een gebied V

Dan hebben we nog het gebied waar het nieuwe winkelcentrum is gebouwd. Ondanks archeologische ‘geïnteresseerden’ zijn daar in de 70-er en begin 80-er jaren nauwelijks waarnemingen gedaan. Alleen G. Oostingh vond tijdens de bouwwerkzaamheden voor de nieuwe Hema, Pingsdorfaardewerk (9e-12e eeuw). Een gedeelte van V&D aan de Nieuwstraat, ligt net als de Hema op een zandlaag (0-0.5 m +N.A.P.). Waarschijnlijk loopt de zandrug door in de richting waar vroeger de kapel van het Heilige Geestgasthuis stond. Opmerkelijk van het gebied is de afwisseling van hoog en laag. Bij verschillende sonderingen is te zien dat onder de zandlagen klei en/of veen gelegen moet zijn. Achter het Pestengasthuys - Botervatstraat ligt het zand op ± 0.5 m +N.A.P. Vanaf het Pestengasthuys loopt de zandlaag vermoedelijk als een smalle strook door tot aan de Bibliotheek ‘Karolingisch’ 8e-9e eeuw 0.85 m +N.A.P.).
Een andere ‘zandhoogte’ ligt onder de flat aan de Kerkstraat, richting vroegere Gouvernementsgebouw. Was hier een verbinding met de Badhuiswal - Diezerpoortenplas? Waarschijnlijk was er ter plaatse van de Diezerpoortenbrug al een water. Een laagte die makkelijk te doorgraven was voor een bedding is ook een mogelijkheid. Alleen een datering hiervoor is niet te geven.
Van het Pestengasthuys richting Broerenstraat loopt het niveau af om ter hoogte van de Broerenstraat een geul te vormen. We mogen wel van een geul spreken als we de ondergrond van de Broerenstraat bekijken vanaf de Broerenkerk tot aan de Nieuwstraat. De diepte is hier 2 m -N.A.P.. Hoefer (blz. 39) vermeldt een waterpoort bij de Broerenstraat aan de Kleine Aa. Wie in de Diezerstraat gaat staan op de hoek van de Broerenstraat kijkt zowel in de richting van de Broerenkerk als het Gasthuisplein naar beneden oftewel van ± 3 m +N.A.P. naar resp. 2.44 m en 2.15 m +N.A.P.. Zoals we al eerder opmerkten, moeten we rekening houden met evt. enkele meters ophoging in de loop van de tijd. Ook opzij van de Spiegelstraat lijkt het of daar een geul ligt, 1.3 m -N.A.P.. Het Van Wiechenhuis, pardon Vliegerhuys, ligt op zand ± 0.6 m +N.A.P..
Hoewel (nog) niet te bewijzen, krijgen we de indruk dat de Leyerweerd met de Desestratenwaert in verbinding stond (32). In 1953 verscheen in de Zwolsche Courant van 7 en 8 mei een artikel over een gevonden paalweg in de Diezerstraat. Helaas leverde het artikel eigenlijk niets op. Men was in april begonnen in de Smeden en de rioolwerkzaamheden werden beëindigd in juni op de Grote Markt. Die paalweg kan gelegen hebben in de omgeving van het genoemde punt Broerenstraat - Diezerstraat. Op de paalweg is een dijk gelegd. Dijk en weg gaan vaak samen. De functie zal, behalve die van weg, een indamming en afsnijding zijn geweest van het water van de Grote Aa, waarvan men gaandeweg meer last kreeg. De kromming van de Grote Aa op het Gasthuisplein zal waarschijnlijk ontstaan zijn doordat men noordelijk langs de Desestratenwaert een geul vrij heeft gehouden. De Wolweverstraat zal eerst de Grote Aa-bedding geweest zijn, die men plusminus 1300 dempte, later kan het als dijkje gefungeerd hebben. Misschien het dijkje waarlangs de schouw van de marke Assendorp - Middelwijk plaatsvond op hun weg naar Belhemshof (15e eeuw)? Of heeft er in de vroege periode, waar niets over bekend is, een weg gelopen vanuit het Wezenland (Middelwijk) richting de Sassenstraat over de grond waar nu de Waalse kerk staat?

Dat we een stadsbegrenzing vinden noordelijk van de Kleine Aa is niet verwonderlijk. Het overtollige water werd via de Kleine Aa geloosd richting Zwartewater. Door de (bestaande) geul uit te graven of te verleggen kon er een verdedigingsgracht van gemaakt worden. Men moest per slot van rekening ergens een grens trekken. Omdat er richting Thorbeckegracht diepe gaten zaten kon een verdere uitbreiding van de stad aan die kant pas in de 15e eeuw plaatsvinden. Waarschijnlijk moest het gebied eerst droogvallen en geëgaliseerd worden voor men er kon gaan bouwen. Opzij van de Diezerpoorterbrug werden de pakhuizen afgebroken voor nieuwbouw van appartementen. In de ondergrond kon nog net op tijd waargenomen worden dat er ophogingslagen (stadsafval) uit de 16e-17e eeuw aanwezig waren. Omdat Zwolle meer inwoners kreeg moest in de 14e eeuw naar een oplossing gezocht worden. Men kan zich afvragen of zo de annexatie van Dieze in 1384 is ontstaan. Wat de annexatie inhield is niet helemaal duidelijk, wel dat de bewoners van Dieze de zelfde rechten kregen als de burgers van Zwolle.
Omdat haaks op de Kleine Aa nog oude perceelgrenzen te vinden zijn vermoeden we dat een oude (tijdelijke) stadsgrens gezocht moet worden in het gebied Steenstraat - Rozemarijnstraat - Melkmarktstraat - Drostenstraat - Van Hattumstraat. Aanvankelijk dacht men dat de oudste bewoning gezocht moest worden in het gebied Sassenstraat - Bethlehemkerk. We zien door de vondst van Pingsdorf-materiaal bij de Hema, dat daar in de 9e-12e eeuw al bewoning was. De gebieden Spoelstraat en ziekenhuis ‘De Weezenlanden’ bleken ook al vroeg bewoond; er werd zelfs bewerkt vuursteen gevonden. Dat wil niet zeggen dat andere delen van Zwolle en directe omgeving geen oude bewoning gekend hebben. Omdat er geen rekening mee gehouden is dat in vroeger tijden het water lager stond, is automatisch aangenomen dat waar nu nog laag gelegen gronden zijn, er in vroeger tijden geen bewoning kon zijn geweest. Het grote probleem voorheen was voor de historici dat men geen inzicht had in de waterhoogtes gedurende de verschillende periodes. Dankzij meer dan honderd archeologische waarnemingen en opgravingen door de eerste auteur, waarbij vooral gelet is op de ligging van de vondsten ten opzichte van het N.A.P. en eventuele waterhoogtes, is hier een beter inzicht verkregen. (Als voorbeeld mag dienen een waterput. Ligt die vlakbij open water en meten we de ligging t.o.v. het N.A.P., dan kan de hoogte van het water in de put niet veel afgeweken hebben van het open water. Kunnen we de put dateren dan is de waterhoogte in een bepaalde tijd bekend.) Afhankelijk van de windrichting moet het water op sommige plaatsen in en rondom Zwolle vrij hoog hebben gestaan en voor veel overlast hebben gezorgd.

SLOT

De Bisschop had een bepaald gebied aangewezen en wel de ‘villa’ (buurschap) Zwolle om er een stad van te maken. Voor zover het met planken of muren omgeven was, golden de stadsvoorrechten voor een ieder die er binnen zou komen wonen. Zijn bedoeling was, zoals bepaalde historici opmerken, een versterking op te richten tegen het opstandige Drente. Hij heeft blijkbaar niet kunnen bevroeden dat de stad zich zo zou uitbreiden want eigenlijk had men geen slechter terrein kunnen uitzoeken. Het vroegere Middelwijk, dat volgens Van Hattum (33) in 1233 bloeiender in mensen en rijkdom was, lag grotendeels op een zandrug en was veel gunstiger. Blijkbaar golden de onteigeningsprocedures, zoals wij die kennen, niet in die tijd en had hij alleen zeggenschap over het gebied rond de Grote Kerk in zijn vroegere vorm. De laag gelegen (woon) gebieden zullen kort na 1200 door het opkomende water overstroomd zijn. De mensen zochten hoger liggende en beter beschermde plaatsen op. Kan dit o.a. een verklaring zijn voor een versnelde toename van het burgeraantal? We kunnen het gebied van Zwolle als een soort polder beschouwen. Zolang de wateroverlast geen probleem vormde, was er niets aan de hand, maar toen het water steeg en het IJsselwater de eerste problemen gaf, moest het uit de stad geweerd worden. Dat betekende een dijk in de Diezerstraat, demping van lage gebieden en omleiding van het water. De enige waterlopen naar de stad waren waarschijnlijk de Grote Aa en de Wetering (Nieuwe Vecht). Het (gedeeltelijk) omleiden van de Grote Aa in de Soestwetering d.m.v. een stouw (bij de dierenweide) noodzaakte een betere verbinding met het gebied waar het water naar de zee kon stromen (Middelweerd). In de jaren 1305 t/m 1306 kende Nederland grote rivieroverstromingen. Ondermeer brak een IJsseldijk bij Doesburg door. In het volgende jaar kwam de Guyendijckenbrief tot stand waarin de regeling van de dijken besproken werd. Een paar jaar later, in 1311 volgde de verdeling van de Zwolse Mars waarin Zwolle de kosten van dijkonderhoud en zijl opgelegd kreeg. We mogen aannemen dat rond deze periode o.a. bovengenoemde maatregelen tegen de wateroverlast genomen zijn. Latere overstromingen zullen opnieuw voor veranderingen in het landschap gezorgd hebben.
Door de vele kruisende oost-west resp. zuid-noord waterlopen is het haast onmogelijk om in sommige gebieden te bepalen hoe ze gelopen hebben. Omdat een enkele keer scherven onder klei- of veenlagen werden gevonden, kon vastgesteld worden wanneer het water voor overlast moet hebben gezorgd in die (woon)gebieden. Zoals we in het begin al schreven hebben wij gegevens gekoppeld en zijn tot bovenstaande conclusies gekomen. Wij hebben geprobeerd om de ontstaansgeschiedenis van onze stad vanuit een nieuwe invalshoek te benaderen. Wat ons opviel waren de diepe verstoringen en de vele klei- en veenlagen op plaatsen waar niemand ze verwachtte. Wij weten dat vele auteurs, die vroeger over het watergebeuren en de historie van Zwolle schreven, ons artikel met argusogen zullen lezen. Jammer genoeg kon het boek om financiële redenen niet dikker worden, anders waren we uitgebreider ingegaan op de consequenties die de veranderde kijk op de geschiedenis van Zwolle ONS gaf.
Onze dank gaat uit naar de medewerkers van Openbare Werken die ons hielpen met de sondeergegevens. De sondeergegevens en boorrapporten worden daar bewaard en zijn voor een ieder ter inzage. Voor de geschiedenis van Zwolle zou het ons inziens aan te bevelen zijn die gegevens op computerkaart te verwerken. Gelden hiervoor moeten voor een ‘historisch bewust’ stadsbestuur geen bezwaar zijn.

P.S. (Bij de 2e druk)
In september 1989 werden nog sonderingen bekeken die gemaakt waren voor de firma Van Dijk (Vechtstraat - hoek Thomas à Kempisstraat) en Kemerink (vlakbij de Vechtbrug). Ook bij de voormalige Renaultgarage waren ten behoeve van nieuwbouw sonderingen gemaakt. Bij de meeste sonderingen was te zien dat na ongeveer 2 m beneden het maaiveld een 3.5-4 m dikke zandlaag aanwezig is. Daaronder werden verstoringen aangetroffen. Onder de garage was zelfs van 6-9 m onder het maaiveld een zeer zachte laag aanwezig (veen). De dieptes van de verstoringen komen overeen met wat wij al eerder zagen onder Berkum - Binnenstad - IJssel. Waarschijnlijk is in de droge periode een groot gedeelte van Zwolle en zijn omgeving overstoven met dikke lagen zand die watergebieden deden verzanden en vroegere bewoning kan hebben bedekt. Gezien de vele verstoringen in de ondergrond, zullen vondsten van prehistorisch materiaal als zeldzaam gezien moeten worden.

VERDERE GEBRUIKTE LITERATUUR

Bodemkunde dr. Ir. S.F. Kuipers 1972
Varen waar geen water is G.J. Schutten 1981
Het kasteel Voorst 1983
Zwolle Zwartewaterstad in Z.H.T. 1985 D.M. van der Schrier
Het water als vriend in het historisch landschap van Salland; in: Van Beek en land en mensenhand 1985
Markeboeken van Assendorp — Middelwijk (Transcriptie A.J. Mensema)
Van Saliërs tot Zalneërs R. Vos 1986
Zwolle nooit aan de IJssel gelegen in: Zwolse Courant 4-12-86 dhr. Hamming
Zwolle: ‘van stuwwal tot stad’ of ‘van duin tot dorp?’ in: Z.H.T. 1986-3 A.S. Hendrikman
Nederzetting boeren uit Bronstijd boven water Zwolse Courant 1-11-86
Rondbouwhuizen uit de Midden Bronstijd in Spoolde in: O.R.G. 1988 R. v. Beek
De geboorte van het hoogheemraadschap van Delfland N.P.H.J. Roorda van Eysinga 1988
De herkomst van de naam Zeven Alleetjes in: IJsselmij april 1989



    Noten

  1. Een mogelijkheid, die we nog niet gegeven hebben is dat de Desestratenwaert gelegen kan hebben aan het eind van de Diezerstraat waar vroeger de eerste Diezerpoort stond ter hoogte van de Botervatstraat. Deze veronderstelling berust op de vertaling van Verdam wanneer we waert willen zien ‘in de richting van Desestrate’. Misschien is dit vergezocht, maar we willen alle mogelijkheden aangeven.
  2. Geschiedenissen van de stad Zwolle, Mr. B.J. van Hattum, deel 1 blz. 39.
    V. Hattum heeft over het ontstaan van de marke Zwolle en de stad Zwolle allerlei gissingen gedaan. Misschien is het voor een volgende onderzoeker aanbevelenswaardig hiervan gebruik te maken en deze te combineren met onze beschreven gegevens. Misschien ontstaat er dan een totaal nieuw inzicht over de geschiedenis van Zwolle.